Werk in uitvoering
Het functioneren van de Tweede Kamer tijdens, voor en na de grondwetsherziening (1840-1853).
‘Er is [in 1848] geene nieuwe staatsinrigting; (…) geen ander stelsel van regering aangenomen’. In de herziene grondwet staat
immers ‘dat er eene Eerste en Tweede Kamer, even als vroeger, zal zijn: maar omdat nu de wijze van zamenstelling der beide Kamers veranderd is, kan men nog niet zeggen dat zij opgehouden hebben te bestaan’. Het Tweede Kamerlid Schooneveld maakt zich op 19 februari 1849 druk over Thorbeckes opvatting dat ‘de nieuwe Kamer onderscheiden is van de vorige, wier leven is afgeloopen’.
Heeft Thorbecke gelijk? Of Schooneveld? In Werk in uitvoering onderzoekt Gerrit Oomen hoe de Tweede Kamer rondom de grote herziening van 1848 te werk gaat. Er verandert in dat jaar veel, maar afgezien van de directe verkiezing, blijken veel ‘nieuwe’ rechten en verantwoordelijkheden al jarenlang de facto te functioneren in een Kamer waarin politieke partijen nadrukkelijk ontbreken. De analyses van het stemgedrag tonen duidelijk aan dat de leden, voor én na 1848, prat gaan op hun onafhankelijkheid. Ondanks deze onafhankelijkheid, zorgen prominente Kamerleden er samen voor dat een Kamer zonder politieke partijen uitstekend kan functioneren.